Esperanto | Lingvoj | Fakoj | ktp. |
a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z ? nederlanda n...na: postenaad: junto naad (commissuur): komisuro naaf: nabo naaien: kudri naaister: kudristo naakt: nuda naaktslak: limako naaktzadig: gimnosperma naaktzadigen: gimnospermoj, koniferoplantoj naald: kudrilo, nadlo, pinglo naaldprinter: nadlara printo naam: nomo naamkaartje: nomkarto, vizitkarto naamlijst: nomaro naamloos: anonima naamval: kazo naamwoord: nomo bijvoeglijk naamwoord: adjektivo bijvoeglijk naamwoord: a-vorto zelfstandig naamwoord: o-vorto zelfstandig naamwoord: substantivo na-apen: simii naar: al, laŭ naast: flanke de naaste: proksimulo naastenliefde: karitato, karito nabericht: postparolo nabij: najbare de nabootsen: imitado, imiti, imito nabootsing: imitaĵo naburig: najbara nacht: nokto nachtegaal: najtingalo nachthagedissen (fam.): gekedoj nachtmerrie: inkubo, koŝmaro, premsonĝo nachtmuziek: nokturno 's nachts: nokte nachtschade: dolĉamaro, solano nachtschadenfamilie: solanacoj nachtuiltjes (fam.): noktuedoj nachtvlinder: nokta papilio, noktuo nacht worden: noktiĝi nacht zijn: nokti nachtzwaluw: kaprimulgo, noktohirundo nacongres: postkongreso nadeel: malprofito nadenken: cerbumi tot nadenken stemmend: pensiga naderbij brengen: proksimigi naderbij komen: proksimiĝi nadir: nadiro nadruk: akcento nadrukkelijk: insista, insiste naevus: nevuso naftaleen: naftalino naftol: naftolo ter nagedachtenis van: memore de nagel: ungo nagelkruid: geumo nagellak: ungolako, ungoverniso nagerecht: deserto nageslacht: idaro, naskitaro naïef: naiva naïeve kunst: naivismo najagen: ĉasi nakijken: revizii nalaten: preterlasi nalaten (erfenis): heredigi nalaten (een waarde): testamenti namaak-: strasa namaakjuweel: straso namelijk: nome, pruve Namen: Namuro namenlijst: matrikulo namens: nome de en la nomo de Namibië: Namibio namiddag: namiddag (arch.): postmanĝo namiddag (12-18 u.): posttagmezo nanking: nankeno naoogst (arch.): postkolekto napalm: napalmo napjesdragers: fagacoj narcis: narciso narcisklokje: leŭkojo onder narcose brengen: narkoti narede: postparolo nargileh: nargileo naroepen: postkrii narwal: narvalo nasmaak: postgusto nat: malseka natie: nacio Verenigde Naties: Unuiĝintaj Nacioj nationaal: nacia nationalisatie: alŝtatigo nationalisme: naciismo, nacionalismo nationalist: naciisto nationaliteit: nacieco native speaker: denaskulo natrium: natrio natriumcarbonaat: lavsodo natriumhydroxide: natro naturalisme: naturalismo naturisme: nudismo naturist: naturisto, nudisto natuur: naturo natuurbescherming: naturprotekto natuurlijk: natura, nature natuurlijk (wisk.): kanona natuurlijk (vanzelfsprekend): kompreneble natuurlijk produkt: naturaĵo natuurpark: naturparko, parko natuurramp: kataklismo natuurreservaat: naturparko, parko Nauru: Nauro nautilus: naŭtilo nauw: malvasta nauwkeurig: preciza nauwkeurigheid: precizeco nauwsluitend: strikta Navajo: navaĥo Navajo-: navaĥa navel: umbiliko navel (v.zaadkorrel): hilumo navelstreng: funiklo, umbilika ŝnuro navigatie: navigacio navigeren: navigacii, navigi navigeren (zn.): navigado NAVO: Nord-Atlantika Traktat-Organizaĵo nawoord: postparolo nazi: nazio nazisme: naziismo nazismo: naziismo nazistisch: nazia uit het Neanderdal: neandertala neanderthaler: neandertalulo betreffende de neanderthaler: neandertala necessaire: necesujo necrologie: nekrologo necromant: nekromanciisto necromantie: nekromancio necropsie: aŭtopsio, nekropsio nectar: nektaro nederig: humila nederig maken: humiligi Nederland: Nederlando Nederlander: nederlandano Nederlands: nederlanda Nedersaksen: Malsupra Saksujo nee: ne neef: neef (zoon v. oom en tante): kuzo neef (zoon v. broer of zus): nevo neen knikken: skui la kapon neerbliksemen: fulmobati fulmofrapi neerdrukken: depremi neerleggen: formeti, kuŝigi neerschieten: mortpafi, pafmortigi doen neerslaan: precipiti neerslachtigheid: deprimo neerslachtig maken: depremi neerslachtig worden: deprimiĝi neerslag: sedimento neerstorten: kraŝi nefast: omena nefriet: nefrito nefritis: nefrito negatie: negacio negatief: nega negatief (zn.): kliŝo negatief (adj.): negativa negatief (foto.): negativo negaton: negatono, negatrono negatron: negatrono negen: naŭ negende: naŭa ten negende: naŭe negenoog: petromizo neger: negro, nigrulo negeren: ignori negligé: negliĝa robo, negliĝo negligeren: neglekti neigen: inklini doen neigen: inklinigi neiging: inklino, tendenco nek: kolo, nuko nemen: preni logische NEN: malkajo neodymium: neodimo Neolithicum: neolitiko neologisme: neologismo, novismo neon: neono neonlamp: neonlampo Nepal: Nepalo neper: nepero John Neper: Nepero Neperiaans: nepera nepotisme: nepotismo neptunium: neptunio Neptunus: Neptuno nergens: nenie nerveus: nervoza nerveus maken: nervozigi nest: nesto zich nestelen: nestiĝi nesten: nesti net: maŝaro, neta, neto, reto net (onlangs): ĵus neteldieren: kniduloj netelig: tikla netto: neta, sentara netvleugeligen: nevropteroj, retflugiluloj netvlies: retino netwerk: reto lokaal netwerk: loka reto uitgestrekt netwerk: malloka reto wijd netwerk: malloka reto netwerk op afstand: malloka reto neuken: amaĉi, amori, fiki neuralgie: neŭralgio neurastenie: neŭrastenio neuriën: kanteti, zumi neurologie: neŭrologio neuroloog: neŭrologiisto, neŭrologo neuron: neŭrono neurose: neŭrozo neurotransmitter: neŭrotransmisiilo neus: nazo neushoorn: rinocero neusklank: nazalo neusknijper: nazpinĉilo, nazumo neutraal: neŭtra, neŭtrala neutrino: neŭtrino neutron: neŭtrono nevel: nebulo nevelig: nebula, vapora nevelvlek: nebulastro, nebulozo met nevenaccent: duonakcenta met nevenklemtoon: duonakcenta nevenschikkende zin: kunordigilo nevus: nevuso newton: neŭtono Isaac Newton: Neŭtono New York: Novjorko Nicaragua: Nikaragvo Nichiren-boeddhisme: niĉirenismo Nichiren Shonin: Niĉireno nicht: kuzino nicht (dochter v. broer of zus): nevino Nico: Nikodemo Nicodemus: Nikodemo Nicolaas: Nikolao nicotine: nikotino Niek: Nikolao niëlleren: nieli niëlleren (zn.): nielado niëllist: nielisto niëllo: nielo niemand: neniu niemands: nenies nier: reno nierontsteking: nefrito nieskruid: heleboro niet: ne zo niet: alie te niet doen: nuligi niet (z.nw.): vinkto nieten: vinkti nietigheid: nenieco nietig verklaren: kasacii niet-negatief: nenegativa niet-positief: nepozitiva niets: nenio, neniom het niets: nenio nietsdoen: senagado nietsnut: sentaŭgulo nieuw: freŝa, nova nieuweling: novulo, rekruto nieuweling (ontr.): novico nieuwemaan: novluno Nieuw-Guinea: Nov-Gvineo nieuwkomer: rekruto Nieuw-Mexico: Nov-Meksikio nieuws: novaĵo nieuwsbrief: informletero, novaĵletero nieuwsgierig: scivola nieuwsgroep (Internet): forumo nieuwslezer: novaĵlegilo Nieuwzeeland: Nov-Zelando niezen: terni Niger: Niĝero Nigeria: Niĝerio Nigerië: Niĝerio nihilisme: nihilismo nihilist: nihilisto Nijl: Nilo Witte Nijl: Blanka Nilo Blauwe Nijl: Blua Nilo nijlpaard: hipopotamo nijlpaarden (fam.): hipopotamedoj nijlvaraan: monitoro Nijmegen: Nimego nijptang: pinĉprenilo, tenajlo nikkel: nikelo Niklaas: Nikolao nilpotent: nilpotenta nimbus: nimbo nimbuswolk: nimbuso nimf: nimfo ninja: ninja (ontr.): ninĝo ninja (ontr.): ninĵao ninja (ontr.): ninĵo niobium: niobo nirwana: Nirvano nis: niĉo nitraat: nitrato nitride: nitrido nitriet: nitrito nitroglycerine: nitroglicerino niveau: nivelo nivelleren: niveli nix: nikso nixe: nikso nobel: nobla nobelium: nobelio Nobelprijswinnaar: Nobel-premiito noch ... noch: nek ... nek ... noch: nek nocturne: nokturno nodig: necesa noedel: nudelo noemen: nomi noemer: denominatoro nog: ankoraŭ noga: nugato nok: firsto noklijn: firstolinio nomade: nomado nomaden-: nomada nomadenbestaan: nomadismo een nomadenbestaanleiden: nomadi nomadisme: nomadismo nomenclatuur: nomenklaturo Nieuwe Biologische Nomenclatuur: Nova Biologia Nomenklaturo nominaal: nominala nominale waarde: nominala valoro nominalisme: nominalismo nominatief: nominativo non: monaĥino none: naŭno, naŭto nonnenklooster: monaĥinejo nood: mizero nooddruft: necesbezono noodsituatie: krizo noodzaak: neceseco noodzakelijk: necesa, nepra noodzakelijk maken: necesigi, neprigi nooit: neniam Noord-Amerika: Nordameriko noordelijk: norda noorden: nordo in het noorden van: norde de ten het noorden van: norde de noorderkeerkring: tropiko de la Kankro Noorderkroon: Boreala Krono noorderlicht: nordlumo noorderwind: norda vento Noord-Holland: Nord-Holando Noordrijn-Westfaals: nordrejn-Vestfalia Noordrijn-Westfalen: Nordrejn-Vestfalio Noordzee: Norda Maro Noorwegen: Norvegio, Norvegujo noot: noto, nukso valse noot: falsa noto nootlot: fatalo, fato nootmuskaatfamilie: miristikacoj noradrenaline: noradrenalino noria: norio norm: kriterio, normo normaal: norma, normala nors: malafabla nostalgie: nostalgio nostalgisch: nostalgisch (bn.): nostalgia nostalgisch (bw.): nostalgie nostalgisch persoon: nostalgiulo diplomatieke nota: diplomatia noto notabele: eminentulo notaris: notario noten: notoj notenbalk: liniaro notenboom: juglandujo juglandarbo noteren: noti no-theater: noo notie: komprenaĵo notitie: noto notulen: protokolo notuleren: protokoli nova: novao novelle: novelo een novelle schrijven: noveli novellenbundel: novelaro november: novembro november-: novembra novice: novico novice (vr.): novicino Novosibirsk: Novosibirsko nu: nu, nun nuance: nuanco nuanceren: nuanci nuchter: sobra nucleon: nukleono nucleus: nukleo nudisme: nudismo nudist: nudisto nu eens ... dan weer: jen... jen... nu en dan: foje... foje..., iafoje, kelkafoje, kelkfoje nukken vertonen: kaprici nul: nulo grote nul: nekapablulo numismaticus: numismato numismatiek: numismatiko nummer: numero op zijn nummer zetten: prudentigi nummeren: numeri nuntius: nuncio nurks: malafabla nuttig: utila n-vlak: n-edro nylon: nilono |