EsperantoLingvojFakojktp.
a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z ?

nederlanda t...

taak: tasko
taal: lingvo
taaleigen: idiomo
taalkunde: filologio, lingvistiko
taalkundig: lingvistika
taalkundige: filologiisto, lingvisto
taalpolitiek: lingvopolitiko
taalproject: lingvoprojekto
taart: torto
tabak: tabako
tabaksplant: nikotiano
tabel: tabelo
tabel van Mendeleev: Perioda tabelo
tabernakel: tabernaklo
tablet: premaĵo
taboe: tabua, tabuo
tact: takto
tactiek: taktiko
tafel: tabelo, tablo
tafelen: festeni
tafelkleed: tablotuko
tafellaken: tablotuko
tafeltennis: tabloteniso
taffetas: tafto
Tagalog:
   Tagalog (taal): tagaloga lingvo
   Tagalog (volk): tagalogo
taiga: tajgo
taille: talio
tak (v.wetenschap bv.): disciplino
takel: takelo
talent: talento
talib: talibo
taliban: Taliboj
talisman: amuleto, talismano
talk: talko
talloos: sennombra
talmoed: talmudo
talrijk: grandnombra, multnombra multenombra
tam: malsovaĝa
tamarinde: tamarindo
tamarisk: tamariko
tamariskfamilie: tamarikacoj
tamboerijn: tamburino
tampon: tampono
tamtam maken: tamtami
tand: dento
   tot de tanden gewapend: ĝiskole armita
tand-: denta
tandbederf: kario
tandem: tandemo
tanden: dentigi
tandholte: dentingo
tandpasta: dentopasto
tandrad: dentrado
tandvlees: dentkarno, gingivo
tandvulling: plombo
tandzakje: dentofoliklo
tanen: krepuskiĝi
tang: pinĉprenilo, tenajlo
tangens: tangento
tango: tango
tango dansen: tangi
tank: cisterno, tanko
tannine: tanino
tantaal: tantalo
tante: onklino
tantième: tantiemo
tao: daŭo
taoisme: daŭismo
taoist: daŭisto
tap: pivoto, tenono
tapgat: mortezo
tapijt: tapiŝo
tapioca: tapioko
tarantella: tarantelo
tarantula: tarantulo
tarbot: rombo, rombofiŝo
tarief: tarifo
tarok: taroko
tarra: taro
het gevaar tarten: defii la danĝeron
tarwe: tritiko
Tasmaanse tijger: tasmania lupo
op de tast: palpe
tastbaar: palpebla
tasten: palpi
tatami: tatamo
tatoeëren: tatui
tautologie: taŭtologio
taverne: albergo
taxeren: taksi
taxi: motorfiakro, taksio
taxichauffeur: taksiisto
taxus: taksuso
taxusfamilie: taksusacoj
te: tro
team: opo, teamo
teamgenoot: samteamano
technetium: teknecio
technicus: teĥnikisto
techniek: teĥniko, tekniko
technisch: teĥnika, teknika
technocraat: teĥnokrato
technocratie:
   technocratie (de technocraten): teĥnokrataro
   technocratie (het systeem): teĥnokratismo
teek: iksodo
teelbal: orkido, testiko
teelt: kulturo
teen: piedfingro
   dikke teen: dikfingro
teenwilg: vimeno
teer: gudro
teerling: kubo
   de teerling is geworpen: la loto estas tirita
tegel: kahelo
tegel-: kahela
tegelijker tijd: samtempe kun
tegelwerk: kahelaro
tegen: al, kontraŭ, pro
   ertegen zijn: kontraŭi
tegengesteld: kontraŭa
   tegengesteld (wisk.): kontraŭegala
tegengestelde:
   tegengestelde (bn.): mala
   tegengestelde (zn.): malo
tegengif: kontraŭveneno
tegenkomen: renkonti
tegenmaatregel: kontraŭrimedo
tegenover: fronte al, kontraŭ, vidalvide
   er tegenover: kontraŭe
tegenoverliggend: kontraŭa
tegenpaus: kontraŭpapo
tegenspartelen: kalcitri
tegenspoed: malprospero
tegenspoed beleven: malprosperi
tegenspreken: kontraŭi, kontraŭparoli
tegenstand: opozicio
tegenstander: kontraŭulo, oponanto, oponulo
tegenstelling: kontrasto, kontraŭeco
   in tegenstelling tot: kontraste al
tegenstribbelen: kalcitri
tegenvoorbeeld: kontraŭekzemplo
tegenwerken: kontraŭbatali
tegenwerpen: obĵeti
tegenwerping: obĵeto
tegenwoordig: nuna
tegenwoordige tijd: nuntempo
tegenwoordigheid van geest: spiritĉeesto spiritpreteco
tegoed: bonhavo
tehuis: hejmo
teil: kuvo
teisteren: plagi
teken: signo, simbolo
tekenfilm: movbildo
tekening (v.tekenfilm): kartuno
tekst: teksto
tekstverwerker: redaktilo, verkilo
tel:
   eerste tel v.e. maat: ĉefpulso
   tel (muziek): pulso
telbaar: nombrebla
tele-: tele-
telefoneren: telefoni
telefonie:
   draadloze telefonie: radiofonio
   draadloze telefonie: radiotelefonio
telefoon: telefono
   openbare telefoon: strattelefono
telefooncel: telefonbudo
telefoonkaart: telefonkarto
telefoonnummer: telefonnumero
telegraaf: telegrafo
telegraferen: telegrafi
telegram: telegramo
telepathie: telepatio
telescoop: teleskopo
teleurgesteld worden: seniluziiĝi
teleurstellen: seniluziigi
teleurstelling: disreviĝo, elreviĝo, senreviĝo
televisie: televido
televisiecamera: kamerao
televisie kijken: televidi
televisietoestel: televidilo
telgang: amblo
tell: telo
tellen: kalkuli, nombri
teller: nombrilo, numeratoro
telling: kalkulo
telluur: teluro
telraam: abako
telwoord: numeralo
temmen: kvietigi
tempel: templo
temperament: temperamento
temperamentvol: sangvina
temperatuur: temperaturo
tendens: tendenco
tender: tendro
tennis: teniso
tennisbaan: tenisejo
tenor: tenoro
tent: tendo
tentenkamp: tendaro
teocratie: teokratio
teologie: teologio
teoloog: teologiisto
tepel: cico, mameto, mampinto
teratologie: teratologio
terbium: terbio
terecht: prave
terecht komen: trafi
teren: gudri
tering: ftizo
term: termino, termo
termieten: termitoj
termijn: limo
terminal (v. lucht- of scheepvaartlijn): terminalo
terminologie: terminologio
terpentijn: terebinto
terpentijnboom: terebintarbo
terpentijnolie: terebintoleo
terras: teraso
terrasvormig: terasa
terrein: tereno
terreinwagen: ĵipo
terreur: teroro, terurismo
territorium: teritorio
tertiair: terciara
terts: tercio, trito
terug: reen, retro, returne
terugbetalen: redoni, repagi
terugbrengen: reporti
doen terugdeinzen: postenigi
iets terugdoen: reciproki
terugdringen: repuŝi
teruggeven: redoni
terugkomen: reveni
terugkoppelen: retrokupli
terugkoppeling: retrokuplo
teruglopen: regresi, retroiri
terugnemen: repreni
terugroepen: revoki
terugspringen: resalti
terugtrekken: retiri
terugvinden: retrovi
met terugwerkende kracht: retroaktiva
terugzien: revidi
terugziend: retrospektiva
terzet: terceto
test: provo, testo
test-: eksperimenta
testament: testamento
   bij testament nalaten: testamenti
Testament:
   Oude Testament: Malnova testamento
   Nieuwe Testament: Nova testamento
testen: provi
testfunctie: testa funkcio testofunkcio
testikel: kojono, orkido, testiko
tetanus: tetano
tetraëder: kvaredro
tevergeefs: vane
tevreden: kontenta
tevreden stellen: kontentigi
tevreden zijn: kontentiĝi
teweegbrengen: naski
teweeg brengen: okazigi
Thales: Taleso
   van Thales: talesa
   stelling van Thales: talesa teoremo
thallium: talio, taliumo
theater: teatro
thee: teo
theeboomfamilie: teacoj
theedoek: sekigtuko
theekan: tekruĉo
theestruik: tearbo
theïne: teino
theïsme: diismo, teismo
theïst: teisto
thema: temo
theorema: teoremo
theoretisch: teoria
theorie: teorio
theosofie: teozofio
therapeutisch: terapeŭtika
therapie: terapio
thermisch: termika
thermo-elektrisch: termoelektra
thermometer: termometro
thesaurus: tezaŭro
thesis: tezo
thomisme: tomismo
Thora: Torao
thorax: torako
thorium: torio
thuis: hejma, hejme, hejmo
thuispagina: hejmpaĝo
thuja: tujo
thulium: tulio
Thüringen: Turingujo
Thüringer: turinga, turingo
tiara: tiaro
Tiberius: Tiberio
tic: tiko
tichel: kahelo
ticket: bileto
tien: dek
tiende: deka
   ten tiende: deke
tiendelig: decimala, dekuma
tiener: adoleskulo
   tiener zijn: adoleski
tienpootkreeften: dekpiedaj krustuloj
tierelantijn: falbalo
tieren: kriegi
Tigris: Tigriso
tij:
   hoge tij: altmaro
   lage tij: malaltmaro
tijd: tempo
   van tijd tot tijd: de tempo al tempo
   tegenwoordige tijd: estanteco
   verleden tijd: estinteco
   toekomende tijd: estonteco
   van tijd tot tijd: foje... foje...
   onvoltooid verleden tijd: imperfekto
   vrije tijd: libertempo
   voltooid tegenwoordige tijd: perfekto
   voltooid verleden tijd: pluskvamperfekto
   verleden tijd: preterito
   onvoltooid tegenwoordige tijd: prezenco
tijdelijk: maldaŭra nedaŭra sendaŭra
tijdens: okaze, tra
tijdgenoot: samtempano, samtempulo
tijdig: ĝustatempe
tijdrekening: erao
tijdrekenkunde: kronologio
tijdschrift: gazeto, periodaĵo, revuo
tijdsgenoot: samtempulo
tijdverdrijf: tempopasigilo
tijger: tigro
tijgerpython: tigropitono
tijk: tiko
tijloos: kolĉiko
tijm: timiano
tikken: tajpi
   tikken (v.klok): tiktaki
tiktak: tiktako
tilde: tildo
timbre: sonkoloro, tembro
timmeren: ĉarpenti
timmerwerk: ĉarpentaĵo, ĉarpentisto
Timotheus: Timoteo
tin: stano
tinctuur: tinkturo
tingelen: tinti
op de tippen van je tenen lopen: marŝi sur la fingroj de la piedoj
tiran: tirano
tiranniek: tirana
tissue: tualetpapero
titan: titano
titanisch: titana
titel: titolo
titelbladzijde: titolpaĝo
tjirpen: ĉirpi
toast: rostpano, tosto
   een toast uitbrengen: tosti
tob: tino
Tobago: Tobago
tobbe: kuvo, tino
toccata: tokato
toch: tamen
toedoen: fermi
toe-eigenen: alproprigi, proprigi
   z. toe-eigenen: akapari
   onrechtmatig toe-eigenen: uzurpi
toegang: alirejo, eniro
toegangsbewijs: bileto
toegeeflijk: indulgema
toegeeflijkheid: indulgo
toegelaten zijn (zeldz.): lici
toegeven: koncedi
toegeving: koncedo
toegewijd: aldonita
toejuichen: aklami
   iem. toejuichen: ovacii
toekan: tukano
Toekan (sterrenbeeld): Tukano
toekennen: aljuĝi
toelaatbaar (waarmee je kan instemmen): konsentebla
toelaten: allasi, lasi
toelichten: komenti, komprenigi
toen: tiam
toendra: tundro
toenmalig: tiama
toerisme: turismo
Wereldorganisatie voor Toerisme: Monda Organizaĵo pri Turismo
toerist: turisto
toernooi: turniro
toeschouwer: spektanto
   toeschouwer (ontr.): spektatoro
toeschouwers: spektantaro
toeschouwer zijn: spekti
toeschrijven: imputi
toesnauwen: alfaŭki
toestaan: permesi
toestand: situacio, stato
toestemmen: jesi, konsenti
toestemmend: konsenta
toetredingsformulier: aliĝilo
toets: klavo
   dode toets: senpaŝa klavo
toetsen: elprovi
toetsenbord: klavaro
toetssteen: provilo
toeval: hazardo, koincido
toevallig: aleatora, hazarda, kontingenca, loteca, okaza, okaze
toevalligheid: okazaĵo
   leer der toevalligheid: kontingencismo
toevals-: aleatora, loteca
toevertrouwen: komisii, konfidenci, konfidi, sekreti
toevloeien: alflui
een toevlucht zoeken: rifuĝi
toevoegen: aldoni, almeti, almiksi, aneksi, interpoli
   toevoegen (subst.): aldono
toevoegsel: afikso
toewijding: sindono
toewijzen: aljuĝi
toewijzing: kvotigo
toezicht houden op: kontroli
tofoe: sojkazeo, tofuo, tohuo, toŭfuo
toga: talaro, togo
toilet: necesejo, tualeto
toiletgerij: galanterio
toiletpapier: klozetpapero, neceseja papero
toiletpoeder: pudro
tokeh: geko
Tokio: Tokio
tol: doganimposto, limimposto
   tol (invoerrechten): dogano
   tol (speelgoed): turbo
   tol (wegenbelasting): vojimposto
tolk: interpretisto
tolvrij: senimposta
tomaat: tomato
tomatenpasta: tomatpasto
tombak: tombako
tompoes: tavolkuko
ton: tuno
   ton (inhoudsmaat v.schepen): tonelo
tondelzwam: tindro
toneel: scenejo, sceno, teatro
toneelkijker: binoklo
toneelmeester: maŝinisto
toneelschikking: surscenigo
toneelspeler: aktoro
   slecht toneelspeler: histriono
toneelstuk: teatraĵo
tonen: montri, prezenti, vidiĝi
tong: lango
   tong (v.gesp): bukdorno
   tong (vis): soleo
tongblaar: afto
tongetje: anĉo, ligulo
tonicum: toniko
tonijn: tinuso
tonisch: tonika
tonsil: tonsilo
tonsuur: tonsuro
   een tonsuur scheren: tonsuri
toon: tono
   ten toon spreiden: elmontri
toonaarde: alumino
toonaccent: tonakcento
toonladder: gamo
toornslang: kolubro
toorts: torĉo, verbasko
top: kulmino, pinto, verto
   top (v.e.driehoek): vertico
top-: kulmina
topaas: topazo
tophit: ŝlagro
topografie: topografio
topologie: topologio
toppunt: fundo, kulmino
toreador: toreadoro
toren: turo
torenkraai: korveto, monedo
toren van Babel: Babelturo
torero: toreadoro
torpedo: torpedo
tortelduif: turto
tot: ĝis
totaal: totala
totalitarisme: totalisma
totem: totemo
totemisme: totemismo
tournee: turneo
   een tournee maken: turnei
   op tournee gaan: turnei
touw: ŝnuro
touwen: fuli
tovenaar: magiisto
toverachtig: sorĉa
toveren: sorĉi
toverlantaarn: magia lanterno
toxicologie: toksologio
toxine: toksino
traag: inerta
traagheid: inerteco inerto
traan: larmo
traanbeen: lakrimalo
trachoom: traĥomo
trachten: klopodi, peni
tracteren: regali
tractor: traktoro
traditie: tradicio
traditionalisme (zeldz.): paseismo
traditioneel: tradicia
tragedie: tragedio
tragelaphus: tragelafo
tragikomedie: tragikomedio
tragisch: tragedia, tragika
trainen: trejni
traite: trato
trakteren: gratifiki
tram: tramo
tramspoor: tramo
tramspoorweg: tramvojo
trance: tranco
tranen: larmi
transactie: transakcio
   transactie (handel): negoco
transcendent: transcenda
transept: transepto
transformator: transformatoro, transformilo
transfusie: transfuzo
transit: transito
transitief: transitiva
   niet transitief: netransitiva
transitiviteit: transitiveco
transitnetwerk: transita reto
transitpassagier: transita pasaĝero
transplantaat: greftaĵo
transplanteren: grefti, transplanti
transponeren: transponi
transporteren: transporti
transportkosten: frajto
transpositie: transpono
transuraan: transuranio
trap: grado, ŝtuparo
   vergelijkende trap: komparativo
   trap (trapgans): otido
   de trap opgaan: ŝtupari
   overtreffende trap: superlativo
trapeze: trapezo
trapezium: trapezo
trapfunctie: ŝtupara funkcio
trapgans: otido
traplift: ŝtuparlifto
trappelen: stamfi, stampfi
trappelzak: kombineo
trappen: pedali
trappenhuis: ŝtuparŝakto
trappen op: treti
trappen van vergelijking: gradoj de komparo
trapper: pedalo
trassaat: tratato
trauma: traŭmato, traŭmo
traumatologie: traŭmatologio
traumatoloog: traŭmatologiisto, traŭmatologo
travers: ŝpalo
travesteren: parodii, travestii
trawlnet: trolo
trechter: funelo
trede: ŝtupo
naar buiten treden: elpaŝi
treeplank: ŝtupo
treffen: trafi
treffend: trafa
trein: trajno, vagonaro
trek: trajto
   trek (v.e.geweerloop): kanelo
trekharmonica: tirharmoniko
trekken: tiri
   tevoorschijn trekken: eltiri
   een streep trekken: streki
   trekken (een wissel): trati
trekker: tirilo
   trekker (v.e.wissel): tratanto
trektang: tenajlo
trema: tremao
treuren: malĝoji
treurig zijn: malgaji
trias: triaso
tribrachys: tribrako
tribunaal: tribunalo
tribune: tribuno
trichine: triĥino
tricot: trikoto
triëder: triedro
triest: malgaja
triglief: triglifo
trigonometrie: trigonometrio
trillen: tremi, vibri
   beginnen te trillen: ektremi
   doen trillen: svingi
triller: trilo
trillers zingen: trili
trilling: vibro
trimester: jarkvarono, kvaronjaro, trimonato
trimestrieel: kvaronjara
trio: trio
triode: triodo
triolet: trioleto
triomf: triumfo
triomferen: triumfi
triptiek: triptiko
triviaal: triviala
trochee: trokeo
troep: bando, grego, kliko, roto, trupo
trofee: pokalo, trofeo
troffel: trulo
trog: kripo, tino, trogo
Troje: Trojo
trol: trolo
trommel: tamburo
trommelen: tamburi
trommelholte: timpano
trommelvlies: oreltamburo
trommelzucht: meteorismo
trompet: trumpeto
trompetspelen: trumpeti
tronen: troni
troon: trono
   van de troon stoten: detronigi
   op de troon zetten: surtronigi
troop: tropo
troost: konsolo
troosten: konsoli
tropisch: tropika
tros: kablo
   tros (druiven): beraro
   tros (zeewezen): gerleno
   tros (fruit of vruchten): grapolo
   tros (ontr.): peniko
trots: fiera, fiereco
   trots (ding): fieraĵo
   trots (ondanks): spite
trotseren: maltimi, spiti
trots persoon: fierulo
trots zijn: fieri
trottoir: trotuaro
troubadour: trobadoro, trubaduro
trouw: fidela, konfido, lojala
trouweloos: mallojala
trouwen: edziĝi, edziniĝi
truffel: trufo
met truffels garneren: trufi
trui: pulovero
trust: trusto
tsaar: caro
T-shirt: to-ĉemizo
Tsjaad: Ĉado
Tsjech: ĉeĥo
Tsjechië: Ĉeĥujo
Tsjechisch: ĉeĥa
Tsjechoslowakije: Ĉeĥoslovakujo
tsjirpen: ĉirpi
tsunami: cunamo
tuberculose: tuberkulozo
tuberkel: tuberkulo
tucht: disciplino
tufsteen: tofo
tuig: jungilaro, kanajlaro
tuin: ĝardeno
   botanische tuin: studĝardeno
tuin-: ĝardena
tuinboon: fabo
tuinkabouter: ĝardenkoboldo
tuinkers: kreso
tuinman: ĝardenisto
tuinslaper: dormomuso, gliro
tuinstad: ĝardenurbo
tulband: turbano
tulbandkalebas: melopepo
tule: tulo
tulp: tulipo
tulpeboomfamilie: magnoliacoj
tumor: tumoro
tumult: tumulto
tungsteen: tungsteno
tunica: tuniko
tunnel: galerio, tunelo
   carpale tunnel: karpa kanalo
turberculose: ftizo
turbine: turbino
turbulent: turbulenta
turf: torfo
Turkije: Turkio, Turkujo
turkoois: turkiso
Turks: turka, turka lingvo
   behorend tot de Turkse taalgroep: tjurka
   de Turkse volkeren: tjurkaj popoloj
   taal behorend tot de Turkse taalgroep: tjurka lingvo
   persoon behorend tot de Turkse taalgroep: tjurko
Turks fruit: lukumo
turnen: gimnastiki
turner: gimnastikisto, gimnasto
tussen: inter
tussenbeide komen: elpaŝi
tussenmaaltijd: intermanĝeto
tussenoplossing: kompromiso
tussenpersoon: komisianto, komisiisto
tussenpoos: intermito
tussenpozen:
   met tussenpozen: intermite
   met tussenpozen werken: intermiti
tussenruimte: interspaco, intervalo
tussenschot: vando
tussenverdieping: interetaĝo
tussenwerpsel: interjekcio
twee: du
tweedehands goed:
   tweedehands goed: brokantaĵo
   tweedehands goederen verkopen: brokanti
   verkoper van tweedehands goederen: brokantisto
tweedekker: biplano
tweedelig: duuma
tweede merk: kontramarko
tweegesprek: dialogo
   een tweegesprek houden: dialogi
tweehoorn: dukornulo
tweeklank: diftongo
   stijgende tweeklank: kreska diftongo
   dalende tweeklank: malkreska diftongo
tweekleurig: dukolora
tweelettergroep: duliteraĵo
tweeling: ĝemelo, Ĝemeloj
tweeslachtig: androgina, hermafrodita
tweevlak: duedro
twist: tvisto
twistziek: kverelema
tyfus: tifo
tympaan: timpano
tympanie: meteorismo
type: tipo
typen: tajpi
typisch: tipa
typist: skribisto
typkamer: skribejo
typografie: tipografio
typometer: tipometro